Trynergie

6. Financieel



 

Foto: Trynergie

Coöperaties financieren hun wind-, zon- en warmteprojecten op verschillende manieren. Steeds vaker zien we een actievere rol landelijke en provinciale fondsen voor energiecoöperaties. Nieuw: er is nu ook een ontwikkelfonds voor warmteprojecten. Ook in Noord-Brabant is een ontwikkelfonds geopend.

In dit hoofdstuk staan we stil bij een aantal financiële aspecten van coöperatieve projecten:

  • de subsidieregelingen,
  • financiering door eigen leden en/of crowdfunders,
  • financiering door fondsen,
  • de wijze waarop de bredere omgeving meeprofiteert, bijvoorbeeld met een omgevingsfonds. 

Subsidieregelingen   

Voor een rendabel project is vaak nog een subsidie nodig. Coöperaties maken gebruik van vier soorten subsidieregelingen als ondersteuning voor de exploitatie van collectieve wind- en zonprojecten:

Voor windprojecten is vrijwel uitsluitend de SDE++ regeling relevant. Alleen voor windmolens kleiner dan 1 megawatt (MW) is ook de SCE beschikbaar (en tot 2021 de oude postcoderoosregeling).

Voor zonprojecten wordt gebruik gemaakt van alle bovenstaande; we lichten dat hieronder verder toe. Voor zonnedaken wordt daarnaast ook gebruik gemaakt van regionale of provinciale investeringssubsidies. 

Voor warmteprojecten kan sinds 2021 een SDE-subsidie worden aangevraagd als er gebruik gemaakt wordt van een aquathermie- of geothermiebron. Met name aquathermie is relevant voor de meeste coöperatieve warmteprojecten. Er zijn nog geen warmteprojecten bekend waarvoor een SDE-aanvraag is gedaan.

 

Zie ook dit dashboard van het ministerie van EZK waarin alle SCE-projecten (realisatie + aanvragen) én SDE-projecten op een kaart staan geplot. 

Achtergrondinformatie

Invloed van de marktprijs op hoogte subsidie

De bijdragen van de SDE en SCE regelingen zijn afhankelijk van de marktprijs voor elektriciteit, de prijs die de coöperatie ontvangt voor de stroomverkoop. Hoe hoger de marktprijs, hoe lager de subsidie. De regelingen garanderen een minimumprijs voor de stroomverkoop ('basisbedrag').

In 2023 (en 2022) was de marktprijs hoger dan het basisbedrag. Dit betekent dat de meeste coöperaties geen subsidie nodig hadden. Ze hebben de SCE en SDE achter de hand als de marktprijs weer daalt.  

Subsidies voor zonprojecten

We zoomen even in op de inzet van de vier regelingen voor collectieve zonprojecten (totaal aantal: 1.255). Zie ook tabel 6.1 en de figuren 6.1, 6.2 en 6.3.

  • De Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) en de oude postcoderoosregeling zijn de meest gebruikte regelingen voor collectieve zonprojecten. 72% van het totale aantal zonprojecten maakt hier gebruik van. Eind 2023 heeft 24% van de gerealiseerde zonprojecten een SCE-beschikking en maakt 48% nog gebruik van de oude postcoderoosregeling.
    De SCE-regeling ging van kracht op 1 april 2021, waarmee de oude postcoderoosregeling kwam te vervallen. Bestaande postcoderoosprojecten behielden hun rechten. In figuur 6.1 is de op- en afbouw van beide regelingen goed zichtbaar.
     
  • Voor de grotere projecten maken coöperaties meestal gebruik van de Subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE++), of een combinatie van een SDE en SCE. 20% van alle collectieve zonprojecten heeft een SDE beschikking. Voor een aantal zonneparken is de SCE én SDE gecombineerd (32 MW, waarvan SCE aandeel: 6 MW). 
    Kijken we naar gerealiseerd zonvermogen (MW) in plaats van aantallen projecten, dan zien we een andere verdeling tussen de typen regelingen. Het meeste collectieve zonvermogen is namelijk met een SDE-subsidie gerealiseerd, namelijk 56% van het totale collectieve zonvermogen (totaal: 319,1 MWp). Deze projecten zijn gemiddeld groter dan de SCE (of PCR) projecten.
     

  • De salderingsregeling in combinatie met collectieve zonprojecten komt nog weinig meer voor. Het gaat dan om projecten van vóór 2015 en van verenigingen van eigenaars (VvE’s).

Ontwikkelingen SCE

Een aantal ontwikkelingen met betrekking tot de SCE-regeling:

  • In totaal is 33,6 MWp collectief zonvermogen gerealiseerd met een SCE-beschikking. Dat is 34% van het door RVO totaal beschikte vermogen onder deze regeling (totaal: 97,7 MW). Dit betekent dat er nog flink wat SCE-projecten in de pijplijn zitten die naar verwachting in 2024 operationeel kunnen zijn.
  • In 2023 zijn beduidend méér SCE beschikkingen aangevraagd en verleend dan in 2022. Vorig jaar zagen veel coöperaties af van een aanvraag of trokken een verleende beschikking weer in, omdat de tarieven van de SCE-regeling onvoldoende waren om een rendabel project te realiseren. Met de tarieven van 2023 zien de coöperaties meer mogelijkheden.
  • In 2023 zijn minder projecten gerealiseerd met een SCE subsidie dan in 2022: 129 in vergelijking met 151 projecten in 2022 (zie: figuur 6.1). Dat is een gevolg van de dip in toekenningen in 2022. In 2023 gerealiseerde projecten hebben beschikkingen uit 2022 (of eerder).


 

Achtergrondinformatie

RVO & Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de SCE. De SCE-subsidies kan alleen aangevraagd worden door coöperaties en Verenigingen van Eigenaren.

De stand is op 1 oktober 2023 als volgt:

  • Sinds het begin van de regeling zijn 1.477 aanvragen voor een SCE-beschikking binnengekomen vanaf 2021, waarvan drie voor windprojecten. Verreweg de meeste aanvragen zijn gedaan in 2021 (totaal: 862). In 2022 en 2023 waren dat er substantieel minder, namelijk respectievelijk 268 en 347. In 2023 zijn wel weer méér aanvragen binnengekomen dan in 2022.
     
  • RVO heeft in totaal 751 beschikkingen verleend (totaal: 97,7 MWp). De helft van het beschikte vermogen is aangevraagd in 2023 (45,6 MWp), waarvan een klein deel nog behandeling is in oktober 2023 (7,8 MWp). Twee beschikkingen zijn verleend voor windprojecten, de rest voor zonprojecten.
  • Van de verleende beschikkingen is 72% toegekend aan een burgercoöperatie, 24% aan een huurderscoöperatie en 4% aan een VvE. Kijken we naar het totaal beschikte vermogen (MW) dan zien we dat 86% is toegekend aan burgercoöperaties, waarvan de helft inmiddels is gerealiseerd. 
     
  • Opvallend is dat de helft van alle aanvragen sinds 2021 ook weer is ingetrokken of is afgewezen: ingetrokken door aanvrager zelf nadat een beschikking was verleend, door de aanvrager vóór verlening of door RVO na verlening. 10% van de aanvragen is afgewezen door RVO. In 2023 zijn relatief weinig aanvragen ingetrokken of afgewezen (41).
     
  • De SCE is ook beschikbaar voor VVE’s. We volgen deze groep niet actief in de monitor, tenzij een VvE een eigen (productie)coöperatie opricht of samenwerkt met een lokale energiecoöperatie. RVO geeft aan dat er in totaal 32 beschikkingen zijn verleend aan VvE’s, waarvan acht zijn gerealiseerd (400 kW).
  • Het voor 2023 beschikbare budget (150.000 miljoen euro) is uiteindelijk voor 49% beschikt1
  • Het is niet uit te sluiten dat na 1 oktober 2023 (na de deadline van de Lokale Energie Monitor) nog aanvragen zijn ingetrokken of afgewezen. In maart 2024 publiceert RVO een definitief overzicht van 2023.

Opmerking: er zijn meerdere SCE-beschikkingen per project mogelijk. Voor de Lokale Energie Monitor zijn deze beschikkingen geclusterd per één project (bijvoorbeeld van de huurderscoöperaties). Het aantal SCE-beschikkingen van RVO is daarmee niet gelijk aan het aantal projecten.

  1. Bron: RVO/Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking, projecten in beheer 1 oktober 2023

 

Postcoderoos oude stijl

De Belastingdienst was van 2014 tot 2022 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Regeling Verlaagd Tarief; de Postcoderoosregeling. In totaal waren bij de sluiting van de regeling 710 beschikkingen afgegeven (waarvan er drie zijn ingetrokken). Negen beschikkingen waren afgegeven voor windprojecten.

Na 31 maart 2021 zijn geen nieuwe beschikkingen meer afgegeven. Voor april 2021 verleende beschikkingen blijven van kracht tot het einde van de looptijd van het project.

Opmerking: Er waren meerdere postcoderoosbeschikkingen per project mogelijk. Het aantal beschikkingen voor zonprojecten (701) wijkt daarmee af van het aantal postcoderoosprojecten in de Lokale Energie Monitor (599).

Financiering met geld van leden

Voor de investeringen in nieuwe wind, zon en warmteprojecten is veel geld nodig. De coöperaties financieren hun projecten meestal gedeeltelijk zelf. Ze nodigen hun leden uit om mee te investeren. Als collectief brengen ze dan het benodigde eigen vermogen in.

Andere financiers, zoals banken of fondsen zorgen dan voor de rest (vreemd vermogen). We zien meerdere projecten met een minimale leden-inleg. 

We schatten dat door coöperaties in totaal tot nu toe 166 miljoen euro is opgehaald voor alle gerealiseerde wind- en zonprojecten. Zie ook tabel 6.2 en de toelichting hieronder. 

Achtergrondinformatie

Toelichting: lokaal geld voor eigen energieprojecten

We weten niet precies van elk project hoeveel geld er door de leden wordt ingelegd. We kunnen wel een inschatting maken. Deze inschatting maken we op basis van globale aannames. 

  • Voor windprojecten gaan we uit van de aanname van 20% eigen vermogen inbreng op een investering van 1,2 miljoen euro per MW, dus 240.000 euro per MW.
     
  • Voor zonneparken zijn de investeringskosten wat lager dan bij wind: 0,8 miljoen euro per MWp, zodat we op 160.000 euro per MWp (20%) eigen vermogen inbreng komen. 
     
  • Bij zonnedaken gaan we uit van vergelijkbare investeringskosten (0,8 miljoen euro  per MWp), maar van een hoger gemiddelde inbreng van eigen vermogen, namelijk 50%. Veel kleinere daken zijn 100% gefinancierd met eigen geld, de grotere daken met 20-30%. Deze waarde per MW vermenigvuldigen we met het totale aantal gerealiseerde MW wind en zon.
     
  • Voor de opbrengsten uit de omgevingsfondsen gaan we uit van 0,50-1,00 euro per MWh (op basis van een steekproef 2022).

Voor de investeringskosten en eigen vermogen-inbreng zijn we uitgegaan van gemiddelden van het PBL (voor SDE 2018, SCE). Een steekproef voor de Lokale Energie Monitor 2022 liet iets hogere gemiddelden zien met betrekking tot de coöperatieve projecten voor de inbreng van eigen vermogen: 200.000 euro per MW wind en 180.000 euro per MW zonnepark. 

Voorbeeld uit de praktijk

Rijne Energie: leden financieren ook de ontwikkelfase

In 2023 heeft Rijne Energie geld opgehaald bij haar 900 leden. Binnen twee weken was het streefbedrag van 365.000 euro binnen, bijeengebracht door meer dan 450 personen. Dit geld is bedoeld voor de projectontwikkeling in de fase nadat de vergunning is verleend. Ook in 2021 was al 100.000 euro opgehaald, en in 2020 7.500 euro om het eerste plan uit te werken.

"Voor ons geeft het aan dat mensen heel graag aan de slag gaan met eigen energie opwekken, ondanks dat er nog veel onzekerheden en risico's zijn", aldus de voorzitter.

Rijne Energie is een initiatief van bestaande burgercoöperaties De Windvogel, Energie-U en Uwind.

Overzicht van wervingsacties

In de bijlage is een overzicht opgenomen van wervingsacties van coöperaties in 2018-2023. Dit overzicht is niet compleet, maar geeft wel een beeld van de situatie. In de monitor 2022 is ook een analyse van deze steekproef opgenomen.  Hieruit blijkt dat coöperaties op verschillende manieren geld ophalen, in de vorm van obligaties (leningen) of kapitaalinleg. 

Meestal voldoende mee-investeerders

Tot nu toe lukt het de coöperaties om genoeg mensen (en bedrijven) te vinden die bereid én in staat zijn om mee te investeren. Zelfs voor de risicovolle ontwikkelfase vinden coöperaties mensen bereid om mee te doen, zoals uit het voorbeeld van Rijne Energie blijkt. Deze deelnemers lopen weliswaar meer risico, maar ontvangen een hoger rendement op hun inleg.

De ervaren coöperaties hebben een belangrijke voorsprong op de jongere coöperaties. Ze hebben veel leden die vaak al participeren in andere projecten. Deze leden steunen de doelen van de coöperatie, vertrouwen de coöperatie en zijn tevreden over het rendement. Voor jongere, minder ervaren coöperaties is het organiseren van financiële participatie een grotere uitdaging.

Het lukt niet altijd

We zien dit jaar een aantal voorbeelden waarbij het niet lukt om voldoende eigen kapitaal te verwerven. Er moeten grote bedragen worden opgehaald, zeker als coöperaties de regionale doelen willen realiseren met tenminste 50% lokaal eigendom. Dat is met name in gebieden met een relatief lage bevolkingsdichtheid lastig, terwijl juist daar vaak kansen voor nieuwe wind- of zonneparken liggen. 

Ook vaker hoorbaar: niet alle coöperaties willen geld ophalen uit de omgeving. Ze geven de voorkeur aan inleg vanuit een provinciaal publiek fonds, een publieke investeerder. Soms zien ze af van mede-eigendom en maken afspraken over een omgevingsbijdrage waarmee het geld meteen beschikbaar komt voor de omgeving. We komen er op terug in het hoofdstuk Knelpunten

Rechtvaardig en inclusief

Energiearmoede en een rechtvaardige, inclusieve energietransitie staat hoog op de agenda van coöperaties én gemeenten. De wens is dat zoveel mogelijk mensen profiteren van de opbrengsten van wind- en zonneparken en dat iedereen mee kan doen.

We zien steeds vaker projecten met een minimale of zelf geen ledeninleg. In dat geval financiert een provinciaal fonds of de Bank Nederlandse Gemeenten het project (vrijwel) volledig. Zo kunnen ook mensen met een smalle beurs meedoen.

Het praktijkvoorbeeld van Bodegraven-Reeuwijk hieronder laat zien hoe dat werkt. In de Lokale Energie Monitor 2022 (en eerder) zijn ook andere voorbeelden genoemd: de projecten van coöperatie GOED, Zon voor Minima en het Op Rozen-model vaak.

Voorbeeld uit de praktijk

Rijne Energie: Leden financieren ook de ontwikkelfase

In 2023 heeft Rijne Energie geld opgehaald bij haar 900 leden. Binnen twee weken was het streefbedrag van 365.000 euro binnen, bijeengebracht door meer dan 450 personen. Dit geld is bedoeld voor de projectontwikkeling in de fase nadat de vergunning is verleend.

Ook in 2021 was al 100.000 euro opgehaald, en in 2020 7.500 euro om het eerste plan uit te werken. "Voor ons geeft het aan dat mensen heel graag aan de slag gaan met eigen energie opwekken, ondanks dat er nog veel onzekerheden en risico's zijn", aldus de voorzitter.

Rijne Energie is een initiatief van bestaande burgercoöperaties De Windvogel, Energie-U en Uwind.

Financiering via fondsen

De toegang tot financiering is de afgelopen jaren sterk verbeterd voor coöperaties, mede door de inzet en vindingrijkheid van de landelijke en regionale koepelverenigingen, lokale coöperaties en financiers.

We zien vaker dat provinciale fondsen een actieve financieringsrol op zich nemen. Nieuw opengesteld in 2023 is het Brabants Ontwikkelfonds Duurzame Energie (BODE). Tabel 6.3 (verderop) geeft een overzicht van bij ons bekende fondsen.  

Verschil per projectfase

De financieringsbehoefte, risico’s en mogelijkheden verschillen per projectfase. De grotere projecten worden voor 60-90% met leningen van banken en fondsen gefinancierd, dus met vreemd vermogen. De voorwaarden die aan bancaire projectfinanciering worden gesteld, zijn voor coöperaties niet anders dan voor marktpartijen. Als een provinciaal fonds een deel van de financiering op zich neemt, dan is bancaire financiering makkelijker.

Achtergrondinformatie

De financieringsvorm hangt af van de fase van een project. Hieronder leggen we dat uit. 

​​​​​​​Ontwikkelfase

Voor (aanvullende) financiering in de risicovolle ontwikkelfase zijn er inmiddels diverse mogelijkheden:

  • Ontwikkelfonds Opwek voor Energiecoöperaties.
  • Provinciale fondsen voor risicodragende ontwikkelleningen. Nieuw 2023: het Brabants Ontwikkelfonds Duurzame Energie (BODE).
  • Ontwikkelmaatschappijen zoals het Brabants Energiefonds (via de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij) en Oost NL.
  • Subsidies van provincies en gemeenten. Bij meer kleinschalige projecten gebruiken de coöperaties vaak een subsidie als startkapitaal.
  • Voorfinanciering door collega-coöperaties.
Voorwaarden

De genoemde financiers hanteren ieder eigen financieringsvoorwaarden. Dit betekent dat de mogelijkheden voor coöperaties ook afhankelijk zijn van de provincie, regio of gemeente waarin ze gevestigd zijn.

De voorwaarden van het Ontwikkelfonds Opwek voor Energiecoöperaties zijn gelijk in de vier provincies en de regio waar het fonds is opengesteld.

Realisatiefase

Wind- en zonprojecten met een vergunning en SDE++-beschikking zijn in principe financierbaar bij de reguliere banken. Specifiek voor coöperaties komen we daarnaast nog de volgende financiers tegen:

  • Realisatiefonds.
     
  • Provinciale fondsen voor leningen aan coöperaties of als medeaandeelhouder en -eigenaar in projecten.
     
  • Overheidsbanken. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG Bank), Stimuleringsfonds Volkshuisvesting en de Nederlandse Waterschapsbank financieren alleen projecten van overheden. Ze komen voor coöperaties in beeld als sprake is van gedeeld eigendom met een gemeente, provincie of waterschap en/of als een overheid zich garant stelt. De leningsvoorwaarden zijn gunstiger dan bij reguliere banken.
     
  • Crowdfunding. Een coöperatie kan naast de eigen leden ook anderen mee laten financieren, bijvoorbeeld met een obligatieuitgifte. De coöperatie kan dat zelfstandig organiseren of een crowdfundingplatform gebruiken. Als deze mensen geen lid zijn van de coöperatie, hebben ze geen zeggenschap in het project.


 

Achtergrond

Voorbeelden van financieringsfondsen voor wind- en zonprojecten:

Ontwikkelfonds Opwek voor energiecoöperaties

Het Ontwikkelfonds ging in juli 2021 van start in vier provincies: Limburg, Drenthe, Utrecht en Zuid-Holland met fondsmiddelen van in totaal 8,9 miljoen euro.

Inmiddels is 3,9 miljoen euro daarvan gereserveerd voor 34 grote projecten. Het gaat om tien windprojecten en 24 zonprojecten. De leenbedragen variëren van 3.000 tot 425.000 euro. Het maximaal beschikbare leenbedrag is 535.000 euro.

Over het fonds

Het Ontwikkelfonds is bedoeld voor financiering van de ontwikkelfase van wind- en zonneparken. In 2024 sluit ook de Achterhoek aan. Naast dit Ontwikkelfonds voor opwek, opent in 2024 een vergelijkbaar fonds voor warmteprojecten – het Ontwikkelfonds Warmte.

Zie voor meer info de website van Energie Samen

Realisatiefonds

Het Realisatiefonds ging van start in november 2021. Sindsdien is in totaal 3,3 miljoen euro geleend aan 43 projecten. De grootste lening tot nu toe is 380.000 euro, de kleinste 31.000 euro.

Het fonds verstrekt zakelijke leningen tot 1 miljoen euro aan cooperaties met een SCE of SDE subsidie. Financiering kan tot maximaal 75% van de totale bouwkosten van het zonne-of windproject. De rente is in 2023 gestegen naar 5,5% en 5,75% vast voor 13,5 jaar, afhankelijk van het leenbedrag. 

Vraag bleef achter

De vraag naar het fonds is in 2023 iets achter gebleven omdat coöperatieve opwek projecten met hogere bouwkosten, netcongestie en de gestegen rente te maken hebben gekregen.

In het fonds werken drie banken samen: Triodos Bank, Rabobank en ASN. De banken kunnen tot 110 miljoen euro aan financieringen verstrekken.

Zie voor meer info de website van Energie Samen.

Brabants Ontwikkelfonds Duurzame Energie (BODE)

Eind oktober 2023 startte het BODE fonds, het Brabants Ontwikkelfonds Duurzame Energie. Het is bedoeld voor financiering van de ontwikkelkosten van projecten van energiecoöperaties.

Het fonds is onderdeel van het Energiefonds Brabant (EFB) en wordt beheerd door de Brabantse Ontwikkelmaatschappij (BOM). Het fonds is tot stand gekomen op basis van een initiatief van de lokale energiecoöperaties in Brabant, de Provincie Noord Brabant, het EFB en de BOM.

Eisen

Een project moet aan een aantal eisen voldoen om aanmerking te komen voor een ontwikkellening. Zo moet er sprake zijn van een rechtsvorm en dienen de initiatiefnemers te streven naar ten minste 50% lokaal eigendom. Ook moet er zicht zijn op een vergunning, een netaansluiting en een grondpositie. In beginsel is er 2.000.000 euro aan ontwikkelkapitaal beschikbaar.

BODE Support, een onafhankelijke stichting, ondersteunt de coöperaties bij de voorbereiding van de fondsaanvraag. Het bestuur van BODE Support bestaat uit vertegenwoordigers van de coöperaties in de vier RES-regio's van de provincie.

Energiefonds Overijssel (EFO), Lokale Energie Initiatieven-Faciliteit (LEI-F)

De provincie Overijssel financiert de ontwikkelfase van lokale initiatieven via het Programma Lokale Energie Initiatieven-Faciliteit (LEI-F). De alliantie Nieuwe Energie Overijssel (NEO) biedt daarbij ondersteuning. Voor startende initiatieven en haalbaarheidsonderzoek zijn LEI-vouchers beschikbaar (subsidie)

Grote projecten kunnen voor de exploitatiefase ook een lening krijgen van Energiefonds Overijssel (vanaf 500.000 euro). Van tenminste negen Overijsselse coöperaties is bekend dat het Energiefonds Overijssel een lening verstrekt. Het EFO is daarnaast ook mede-eigenaar in zonnepark Bomhofseplas, samen met de Zwolse lokale coöperatie.

Deventer Energie en Enschede Energie

Deventer Energie sloot een lening af van 1 miljoen euro in 2023 voor de ontwikkeling en exploitatie van zes zonnedaken. 

De coöperatie Enschede Energie ontving een LEI-lening van 200.000 euro voor de ontwikkeling van duurzame (vooral zonne-)energieprojecten. Het Energiefonds Overijssel zorgde voor projectfinanciering in de vorm van een lening van 1 miljoen euro voor de ontwikkeling en exploitatie van zonnedaken en zonnevelden, waaronder de drie zonnevelden in het Buurtschap Zuid-Eschmarcke.

Zie voor meer informatie Energiefonds Overijssel.

Fûns Skjinne Fryske Enerzjy (FSFE)

Het Friese Fûns Skjinne Fryske Enerzjy (FSFE) biedt verschillende financieringsmogelijkheden voor energiecoöperaties en lokale energie-initiatieven: ontwikkelfinanciering  in de vorm van leningen (LEI-FSFE, tot 200.000 euro) en voor de realisatiefase een energiecoöperatielening (tot 200.000 euro) en maatwerkfinanciering (tot 15 miljoen euro). 

In totaal hebben 34 Friese coöperaties een lening afgesloten, voornamelijk voor zonnedaken. Zeven hiervan zijn maatwerkfinancieringen, waarvan de meest recente voor de windmolen in Tzum (2022).

Nieuwe ontwikkelfinancieringen

In 2023 zijn vier nieuwe ontwikkelfinancieringen verstrekt (LEI), die naar verwachting tot vervolgfinanciering leiden bij realisatie (maatwerkfinanciering). Er staat 12,5 miljoen euro aan leningen uit. FSFE meldt dat de omvang van de financieringen aan energiecoöperaties toeneemt en juicht dat toe: “de opbrengst blijft voor een groot deel binnen Friesland”.

De provincie heeft daarnaast nog een voucherregeling voor energiecoöperaties (uitgevoerd door SNN, een samenwerkingsverband van de drie noordelijke provincies). Dit is bedoeld voor haalbaarheidsonderzoek (tot 5.000 euro). De voucher-regeling is door 52 Friese initiatieven gebruikt en is verlengd tot eind 2024.

Zie voor meer informatie Fûns Skjinne Fryske Enerzjy.

 

Fonds Nieuwe Doen, Fonds Ontwikkelkosten energiecoöperaties Groningen

Op 1 januari 2022 stelde het Groningse Fonds Nieuwe Doen zich open. Het fonds verstrekt leningen aan projecten in de realisatiefase en heeft een apart fonds voor de ontwikkelfase: Fonds Ontwikkelkosten energiecoöperaties Groningen.

Dit fonds is bedoeld voor energiecoöperaties die voor minimaal 30% willen participeren in een groot zonnepark. Het fonds dekt maximaal 70% van de investeringskosten tot maximaal 500.000 euro. Coöperaties kunnen hun eigen vrijwillige uren inbrengen en eigen kapitaal. Bij realisatie moet de lening worden afgelost met een opslag van 20%. Als het project niet doorgaat, dan wordt de lening kwijtgescholden.

Zie voor meer informatie Fonds Nieuwe Doen.

 

Voorbeeld uit de praktijk

Bodegraven-Reeuwijk: geen leden-inleg met lening bij bank

Energiecoöperatie Bodegraven-Reeuwijk heeft 22 zonnedaken gerealiseerd. Deze zijn 100% gefinancierd door de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). De deelnemers hoeven geen eigen geld in te leggen. Met hun lidmaatschap kan de coöperatie een Subsidie Coöperatieve Energieopwekking (SCE) aanvragen, waarvoor voorwaarde geldt dat er sprake moet zijn van tenminste 5 kWp per deelnemer.  

Gemeentelijke garantstelling

De BNG lening is mogelijk omdat de gemeente garant staat. Deze afspraak vloeit voort uit een in 2018 afgesloten Convenant of Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en coöperatie. In april 2019 ging de gemeenteraad akkoord met de garantstelling voor de projecten.

In de nieuwe overeenkomst zijn afspraken gemaakt om de risico's te beperken. Zo moet de coöperatie voor elke investering een businesscase voorleggen aan het college en kan deze pas na een positief collegebesluit de betreffende lening aanvragen bij BNG. Op 1 september 2020 stemde de gemeenteraad met een ruime meerderheid voor een verdere verhoging van het garantstellingskrediet. 

Daken beschikbaar

De gemeente stelt daarnaast ook zes daken beschikbaar. Een vruchtbare samenwerking, vindt de voorzitter: "Dankzij de garantstelling van de gemeente konden we veel tempo ontwikkelen met zon op dak. Immers, zodra een dakeigenaar akkoord is kan een start worden gemaakt met realisatie zonder te wachten op deelnemende leden en inleg eigen vermogen. Belangrijk is ook dat door deze samenwerking  inwoners met weinig of geen geld kunnen meedoen én financieel voordeel hebben."

Financiering van warmteprojecten

De meeste collectieve warmteprojecten bevinden zich in de onderzoeksfase. De initiatiefnemers verkennen of een project haalbaar is. Deze kosten worden vaak met een subsidie van de gemeente of provincie gefinancierd.

Eenmaal in de ontwerpfase, dan wordt het lastiger om financiering te vinden. De kosten zijn hoog, de uitkomst is nog onzeker en het financieringsrisico dus groot. Er is vooral behoefte aan vroegefasefinanciering.

Het Rijk is met de proeftuinen uit het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) een belangrijke financier van deze fase. Dit programma is inmiddels stopgezet en er komen geen nieuwe pilots meer bij. In 2023 is hard gewerkt aan een Ontwikkelfonds voor Energiecoöperaties voor coöperatieve warmteprojecten. Met succes: het Ontwikkelfonds Warmte wordt opengesteld in april 2024.

Investeringssubsidie

In juni 2023 ging het loket voor de nieuwe Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) open. In december 2023 werd bekend dat tenminste aan één lokale warmtecoöperaties de WIS is toegekend. 

Daarnaast zijn er een aantal fondsen (o.a Nationaal Groeifonds) en subsidies beschikbaar. Ook gemeenten en provincies dragen met subsidies en/of leningen bij aan lokale projecten. Funding kan beschikbaar komen via Europese projecten zoals SCCALE Sustainable Collective Citizen Action for a local Europe waar een aantal Nederlandse warmte-initiatieven bij betrokken is.

Achtergrond

Voorbeelden van financieringsbronnen bij warmteprojecten:

'Ontwikkelfonds Warmte' gaat van start

In april 2024 opent het nieuwe fonds 'Ontwikkelfonds Warmte' bij Energie Samen. Dit fonds is bedoeld als eerste pilot om coöperatieve warmtenetten door de ontwikkelfase heen te helpen. Daarvoor heeft het ministerie van Economische Zaken en Klimaat 25 miljoen euro beschikbaar gemaakt voor 25 kansrijke buurtwarmte-projecten.

Op dit moment hebben al tien kansrijke projecten zich aangemeld en Energie Samen zoekt er nog meer. Behalve broodnodige financiering van de risicovolle ontwikkelfase wordt ook gewerkt aan een gespecialiseerde advies- en ondersteuningsbedrijf 'Buurtwarmte Diensten'.

Warmtenetten Investeringssubsidie, Ketelhuis WG Amsterdam

De Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) dekt een deel van de onrendabele top op de infrastructuur van warmtenetten. De WIS dekt maximaal 45% van de projectkosten met een maximum van 20 miljoen per project.

Lokale warmtecoöperatie Ketelhuis WG uit Amsterdam had de WIS aangevraagd en hoorde begin december 2023 dat deze is toegekend. Ze ontvangen een subsidiebedrag van 3,7 miljoen euro. De coöperatie is blij: “Met deze subsidie is de realisatie van het buurtproject in Amsterdam Oud-West om met het WG-terrein en omstreken van het gas af te gaan, dichterbij dan ooit”.

​​​​​​​Nationaal Groeifonds en Nieuwe Warmte Nu!

Nieuwe Warmte Nu! is een initiatief van een consortium van warmtebedrijven, netwerkbedrijven, kennisinstellingen, brancheorganisaties en overheden en zet zich in voor een versnelde aanleg van duurzame collectieve warmtesystemen. Twaalf ‘vliegwielprojecten’ zijn  toegekend, waaronder Stichting Warm Heeg (Friesland). Beheerder is het Nationaal Groeifonds.

Zie voor meer info Nationaal Groeifonds/Nieuwe Warmte Nu! 

Financiering energiebesparing

Financiering voor energiebesparingsactiviteiten wordt bij 72% van de lokale coöperaties verzorgd door gemeenten (117 coöperaties hadden deze vraag beantwoord).

In de helft van de gevallen gebeurt dit met de opbrengst van de projecten en vaste bijdrage van leden (29%) of een prijs die door de bewoner moet worden betaald (21%). Soms worden energiecoöperaties gesponsord door bedrijven (9%), andere energiecoöperaties (3%), of gesubsidieerd door de provincie (6%).

Lokale baten voor de omgeving

De opbrengsten uit de wind- en zonneparken (en soms ook zonnedaken) zijn ook bedoeld voor de omgeving. Die profiteren op verschillende manieren, bijvoorbeeld door middel van een jaarlijkse storting in een gebieds- of omgevingsfonds, directe steun aan lokale projecten of een korting op de energierekening.

We zien het volgende beeld:

  • Coöperaties reserveren 0,5 tot 1 euro per MWh van de opbrengsten voor de omgeving.
  • Het gaat om bedragen van 20.000 tot meer dan 600.000 euro per jaar per wind- of zonnepark.
  • De gelden zijn bedoeld voor maatschappelijke en duurzame projecten in de (directe) omgeving.
  • De hoogte van de bijdragen hangt af van de hoeveelheid wind (en zon) én van de marktomstandigheden.

De bijlage geeft een overzicht van de (gemiddelde) opbrengsten voor de omgeving van coöperatieve wind- en zonneparken.

Vorige hoofdstuk

< 5. Wind

Volgend hoofdstuk

7. Knelpunten > 

De Lokale Energie Monitor 2023 is een uitgave van klimaatstichting HIER, met medewerking
van Energie Samen

Op de hoogte blijven?

Ontvang tips, artikelen, nieuws en meer! Geef hieronder aan welk thema je voorkeur heeft.

Lees voor meer informatie ons privacybeleid
Lijsten